Het Meijerorgel met rechts attributen in gebruik bij het Margaretha Hardenberg Cultuurcentrum. De bank rechts van het orgel is de vroegere kerkeraadsbank. Helemaal rechts zijn nog de drie vroegere herenbanken zichtbaar. Foto: ©Jur Kuipers.
Het Meijerorgel
Het orgel wordt besteld bij orgelmaker Roelf Meijer te Veendam, die zijn opleiding heeft genoten in Barsmen, Duitsland. Het is zijn eerste orgel. De prijs bedraagt ƒ 5.000,—. Er is f 4750,— in kas, voor de rest wordt een renteloos voorschot genomen en begin september 1867 wordt het orgel afgeleverd.
In 1867 plaatst de orgelbouwer Roelf Meijer hier zijn eerste en grootste kerkorgel.
Het Meijerorgel. Zijn alle orgelpijpen nog wel intact? Foto: ©Jur Kuipers.
Lotgevallen van het orgel (rond 1887) In 1659 wordt de eerste steen gelegd voor een eenbeukig gebouw, met aan de oostzijde een driezijdige sluiting en aan de westzijde een eenvoudig torentje.
In 1777 wordt de kerk vergroot tot een kruiskerk door aan de noordzijde een arm van 3 traveeën en aan de zuidzijde een arm van 2 traveeën toe te voegen.
In 1867 wordt het huidige orgel gemaakt door Roelf Meijer te Veendam. Deze heeft zich juist te Veendam gevestigd en maakt in Wildervank zijn eerste orgel.
In 1885 wordt de dispositie vermeld in de Dispositieverzamellng van M.H. van 't Kruys, uitgegeven in 1885 te Rotterdam.
Daar wordt vermeld dat het orgel gemaakt door Meijer en Van Dam uit Leeuwaren. Onderzoek heeft uitgewezen dat het laatste niet waar kan zijn. Geen enkel onderdeel van het Instrument wijst wat makelij of maatvoering betreft op de orgelmakers Van Dam.
Wel lijkt zeker, dat Meijer het orgel voor een groot deel elders heeft laten maken. Gezien de constructies, de grote hoeveelheid houten pijpen, de in het Duits gestelde naaminscripties en de grote slagletters op het pijpwerk lijkt het aannemelijk dat Meijer het orgel heeft gemaakt in samenwerking met de orgelmakers Ibach te Barmen (thans Wuppertal geheten), waar hij blijkens de Kerkvoogdijnotulen van Wildervank ook zijn opleiding heeft genoten. De ingebruikname van het orgel vindt plaats op 8 september 1867. Het wordt daarbij bespeeld door W.J. Kuipers, hoofdonderwijzer te Scheemda. (Stemmen voor Waarheid en Vrede 1867/p.730.)
In de eerste helft van de 19e eeuw is een dispositie wijziging op het hoofd manueel uitgevoerd. De discant van de Quint 3 vt Is verwijderd om plaats te maken voor een Cornet discant 4 sterk op verhoogde banken.
Na 1950 vinden nog enkele veranderingen plaats: - de Fluit 4 vt van het Bovenwerk wordt veranderd in Quint 2 2/3 vt., later in Sifflet 11/3 vt.
In het kader van de kerkrestauratie ca. 1960 is de kas overgeschilderd in lichte kleuren. De registernamen zijn overgeschilderd. Oude dispositie-opgaven worden aan het eind als bijlage gegeven, kenmerkend hierin zijn de typische Duitse namen.
De orgelmaker Roelf Meijer Zijn moeder is Trijntje Hennas Bouwman, winkelierster van beroep, overleden 17 november 1875 te Veendam. De familie is nederlands hervormd.
Roelf Meijer is aanvankelijk grutter en kruidenier. Volgens het notulenboek van de kerkvoogden te Wildervank uit de jaren 1866-'67 heeft hij een opleiding tot orgelmaker genoten bij een orgelmaker in Barmen. Dit moet de firma Ibach geweest zijn. Rond 1867 vestigt Roelf Meijer zich als orgel- en pianofabrikant te Veendam. In 1855 trouwt hij met Hieke Bulstra, geb. 20 nel 1835 te Baflo. In 1878 wordt uit dit huwelijk een dochter geboren met de naam Catharina Geertruida.
Roelf Meijer overlijdt op 2 november 1884 op het adres Scholthuizen G 698 te Veendam.
Op 31 mei 1892 verlaten zijn vrouw en dochter Veendam en verhuizen naar Uithuizermeeden. Vandaar zijn moeder en dochter naar Amerika vertrokken, wanneer precies, is onbekend, maar op een tijdstip tussen 1892 en 1899. Tot 1892 heeft de weduwe Meijer de zaak geleid. Bij haar in dienst, maar in feite leider van de zaak, is Henderikus van Oeckelen (meestal Henricus genoemd).
Henderikus van Oeckelen wordt op 21 maart 1835 geboren als zoon van de orgelmaker Petrus van Oeckelen. Op 18 december 1889 vestigt hij zich in Veendam. Als beroep wordt eerst planostemmer vermeld, later ook orgelmaker. In 1892 vertrekt hij naar Wildervank en in 1893 naar Rolde. Hij overlijdt op 8 mei 1894 te Veendam. Daarmee houdt de orgelmakerij van Meijer in feite op te bestaan.
Knechts van Meijer zijn de volgende personen geweest: - Wolter Klaasens Beukema, (1853-1944), vanaf 1887 in Groningen gevestigd als harmoniumhandelaar en reparateur van orgels en plano's.
Beknopte werklijst van orgelmaker Roelf Meijer Bevat alleen een overzicht van nieuwgebouwde orgels, geen herstelwerk en onderhoud. 1867 Wildervank, hervormde kerk.
Het Meijerorgel. Foto: ©Jur Kuipers.
Kas en front rond 1987 De orgelgalerij wordt onder het orgel ondersteund door twee zuilen. Tegen de zijwanden staan nog twee halfzuilen. De zuilen en halfzuilen bezitten Dorische kapitelen en zijn grijsblauw van kleur. Omdat het middengedeelte van het front iets naar voren springt heeft de voetlijst van de orgelgalerij ook een naar voren springend middenstuk. De ondersteunende zuilen zijn in de hoeken van de verspringing geplaatst. De balustrade heeft grote panelen. Eén groot paneel onder het midden front, één paneel onder de hoge zijvelden en aan weerszijden van het gedeelte tussen orgelkas en zijmuur ook één paneel.
Het ontwerp van het front is een unicum in ons land en ook binnen het werk van Meyer eenmalig. Het front is bijna een vierkant en geheel vlak uitgevoerd, behoudens de verspringing van het middengedeelte. De stijl is classicistisch. De frontindeling is vrijwel gelijk aan het imponerende Empire-front van Delhay in de O.L.V.-kerk te Diest (1828).
Tekenend voor de architectonische uitgangspunten is de vormgeving van de frontstijlen, die als pilasters zijn geïnterpreteerd.
Bij het midden front dat naar voren springt, zijn de pilasterstijlen van kapitelen voorzien. Deze dragen de kroonlijst, die weer de voetlijst van het boven front van het middengedeelte is. De frontstijlen van de hoge zijvelden bezitten dezelfde kapitelen als bij het midden front op de eerste verdieping, ze zijn ook op dezelfde hoogte aangebracht.
Bij het boven front van het middengedeelte zijn de stijlen dunner en weer als pilaster met kapitelen uitgevoerd, de buitenste stijlen echter slechts half. Deze zijn tegen de brede naar voren springende pilasters geplaatst die het gehele boven front van het middengedeelte omsluiten. Deze zijpilasters bezitten geen kapitelen maar een duidelijke afsluiting in de zware kroonlijst die over de gehele breedte van het front als afsluiting dient. De bekroning van die zijstijlen van het bovenste midden front volgt de profilering van de afsluitende kroonlijst, maar springt enkele centimeters daaruit naar voren, bij elke versnijding breder wordend. Iets soortgelijks zien we in de voetlijst van het front, bij de vier pilasterachtlge stijlen die de panelen van de onderliggende balustrade scheiden.
Die voortgaande verbreding als afsluiting zien we bijvoorbeeld ook bij de Baderkas van Dronrijp. Bij de hoge ongedeelde zijvelden is de hoogte opgevuld door een breed fries tussen pijpvelden en kroonlijst. Op de kroonlijst staan drie bekroningen, op elk zijveld één, en een grotere bekroning in het midden. Het zijn cartoucheachtige ornamenten, op de zijvelden meer trofee-achtig. De bekroningen van de zijvelden komen overeen met de bekroningen die Meyer bij zijn klassieke 5-ledige fronten heeft toegepast.
De bekroning in het midden bevat een ovaal tekstbord. ln Diest is op die plaats een klok aanwezig, waar de kroonlijst in een halfcirkelvorm omheen geleid is. De klok is gemaakt door Van Bergen te Heiligerlee in 1837 en heeft een diameter van 60cm.
Op de cartouche staat: HULDE AAN DEN HEER De cartouche is zwart, de letters kapitalen, in goud.
Opzij van het front zijn vleugelstukken aangebracht, die in feite erg klein zijn in verhouding tot de hoogte van het meubel. Ze komen overeen met de gebruiken van Meijer.
De blinderingen bij de pijpvoeten (niet bij de voeten van het boven front aangebracht) en bij de boveneinden van de pijpen zijn fraai van stijl. Duidelijk is de overeenkomst met de nogal weelderige ornamentiek die Meyer bij zijn standaard 5-ledig klassieke front overal heeft toegepast. Ook daarin is de verbinding met het neo-gotische nog aanwijsbaar. Zoals de fantasierijk uitgewerkte palmetten, niet verwerkt als bekronend motief maar hier bij de pijpvoeten gebruikt. Wanneer bij de orgels met ronde torens die ornamentiek zo tegen de stijlen terecht komt, als het ware buiten de oevers treedt, is invloed van de tekeningen van Dom Bedos aanwijsbaar. In de bekroningen is verder Régence-invloed te zien, de ruitwerk vullingen, voluten en banden.
9 9 9 De frontpijpen zijn met alumiumverf bestreken. De labia zijn rond opgeworpen en verguld. Er zijn geen zijbaarden. De frontpijpen staan zonder haken tegen de hangars. De kas is tot vóór de kerkrestauratie bruin, imitatie-eiken.
Thans is de kleur licht grijsgroen. De blinderingen zijn wit evenals de kapitelen. De ornamenten op de friezen zijn ook wit, de bekroningen zijn geschilderd in de hoofdkleur met delen wit. De vleugelstukken zijn compleet, maar zijn aan de achterzijde met metalen strips verstevigd. De kas van het orgel is van vuren en grenen. De makelij is uiterst simpel en grof. Zijwanden en achterwand bestaan uit een raam van brede stijlen en regels, zonder profilering en zijn 24,5 cm. breed.
De vullingen bestaan uit panelen zonder profilering of bossing. De panelen zitten vrij los in het raam. Er zijn vele grote kieren. De zijwanden bezitten één tussenstijl en twee tussenregels en bevatten dus 6 panelen. Rechts wordt het paneel linksonder ingenomen door de klaviatuur, rechtsonder door de trapinrichting. De achterwand heeft drie tussenstijlen en drie tussenregels. er zijn dus 12 panelen in totaal. De achterwand is onbeschilderd. De kas is voorzien van een zwaar grondframe. De laden liggen op eiken lagers. De lagers liggen op grenen bokken, bevestigd tegen de frontzijde en tegen de achterwand. Halverwege de kas is een juk aangebracht over de gehele breedte bevestigd tegen de tussenstijlen van de zijwanden. Onder dit tussenjuk is op de grond ook een grondregel in het grondframe aangebracht. Onderzijde juk is 83 cm uit de vloer. De totale kasdiepte is 352,5 cm. Het dak van de kas is bij het pedaal onvolledig en lijkt voor een deel ook beschadigd te zijn. Voor de grotere bekers van de Fagot-Hobo van het Bovenwerk is een gat in het dak gezaagd, waar ze doorheen steken.
Deze opening is later met plastic afgedekt (circa 1987?). In 1976 is geconstateerd dat het orgelbalkon in het midden tamelijk ernstig verzakt is. Er is een trekstang aangebracht om verdere verzakking tegen te gaan. Deze loopt door het orgel en is aan de dakconstructie bevestigd. Deze trekstang is nog steeds aanwezig.
Of het orgel op dit moment (maart 2024) nog (goed) bespeelbaar is, is bij schrijver dezes niet bekend. Als we op de tweede foto echter de orgelpijpen aan een nadere beschouwing onderwerpen, lijkt dat niet meer het geval te zijn...
|
||||||||||||
|